De verhuurderheffing is vanaf 1 januari 2023 afgeschaft.

De verhuurderheffing is een heffing die zich richt op verhuurders van huurwoningen in de gereguleerde sector. Hiermee worden huurwoningen bedoeld waarvan de huur lager is dan de grens voor de huurtoeslag (voor 2021: € 752,33). De heffing wordt berekend over de waarde van gereguleerde ofwel sociale huurwoningen.

Gevolgen verhuurderheffing

Het effect van de heffing voor verhuurders hangt samen met het aantal woningen en de WOZ-waarde van die woningen. De kans is groot dat verhuurders de huren verhogen om zo de heffingen te kunnen bekostigen. De verhuurderheffing wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en wordt voldaan aan de hand van een aangifte.

Woonakkoord

In februari 2013 werd al de eerste hand aan het woonakkoord gelegd. Uiteindelijk werd het woonakkoord pas in december 2013 ook goedgekeurd door de Eerste Kamer. De verhuurderheffing, voorgesteld door minister Stef Blok, kreeg veel kritiek omdat het akkoord het investeringsvermogen van corporaties en huurders zwaar zou verminderen. Minister Blok besloot daarom om een investeringsfonds op te richten. Wel werd dus besloten de verhuurderheffing op te nemen in het akkoord.

Veelgestelde vragen over de verhuurderheffing:

We hebben enkele veelgestelde vragen over de verhuurderheffing op een rijtje gezet, met de bijbehorende antwoorden.

Wie moet de verhuurderheffing gaan betalen?
De verhuurderheffing is een heffing die moet worden voldaan door verhuurders van huurwoningen. De heffing geldt dus niet alleen voor woningcorporaties, maar ook voor particuliere verhuurders van sociale huurwoningen. Voorwaarde is wel dat zij minimaal vijftig woningen verhuren onder de grens van € 752,33.

Naar wie gaat de opbrengst van de heffing?
De opbrengst van de heffing gaat naar de overheid en belandt in de staatskas.